‘Er was eens… een happy dancer met ’n grote droom; geluk brengen in Afrika. Hij ging met z’n droom, hoepels en ’n muziekbox in zijn backpack opweg naar het Afrikaanse land van de cacaovruchten, Gouden Kusten en gastvrije mensen.’
Hier begon ik het sprookje mee dat ik schreef na mijn terugkomst uit Ghana, met de titel ‘Een oboruni danssprookje’. Ik heb altijd al geloofd in sprookjes en ieder reisavontuur dat ik in mijn leven maakte vond ik even sprookjesachtig. Omdat iedere reis weer vele magische momenten brengt die al je fantasie te boven gaan. Dus toen ik in september van 2019 op het vliegtuig stapte naar Ghana had ik dit verhaal eigenlijk al geschreven in mijn hoofd, dat natuurlijk eindigde met een happy end als ik in oktober zou terugvliegen. Ze zouden nog lang en gelukkig leven (zonder mij)…
Vrijwilligerswerk doe je niet op plekken die van zichzelf al sprookjesachtig zijn, maar je doet het wél omdat je ervan overtuigd bent dat je er wat van die magie kunt brengen met je hulp. Dat je alle kinderen er (weer) kan laten lachen, de docenten hun dromen laten bereiken en van de scholen een droomland kunt maken. Maar als je vaker projecten hebt gedaan, weet je dat je altijd met beide benen weer op de grond terugkomt en een illusie armer. Al lijkt je plan op papier nog zo veelbelovend en zijn je verwachtingen nog zo hooggespannen; de realiteit druist meestal in tegen de fantasie.
Ook de werkelijkheid van Ghana hielp mij snel (en hard) uit mijn droom, al vanaf de eerste dag dat ik er kennis mee maakte. Ik zag de eerste sloppenwijken, de eerste huizen in erbarmelijke omstandigheden en de wanhoop in de eerste ogen. Ik hoorde de eerste verhalen over uitzichtloosheid en oneindige problemen. En er zouden er nog vele volgen. Maar wat ik niet zag of nauwelijks hoorde was ongastvrije mensen, huilende kinderen en te neergeslagen blikken. Later zou blijken dat de Ghanezen (als zovele Afrikanen) er als de beste in waren hun zorgen te verstoppen onder hun grote glimlach en kleurrijke uitstraling.
Ondanks het armoedige bestaan van de meeste mensen die ik ontmoette, zoals de familie waar ik ondergebracht was, werd ik overal met veel liefde en plezier en overdadige overvloed verwelkomt. Ook al hadden ze zelf weinig, hetgeen dat ze hadden, deelden ze met mij omdat ze wisten dat ik ook iets met hén kwam delen. In dat warme nest voelde ik mij wel thuis, al stond de cultuur mijlenver van die van mij af. Het eten, het ongestructureerde leven, de gebrekkige voorzieningen en het onderwijs, alles was compleet anders dan ik gewend was. En dan was ik ook nog eens die ‘oboruni’ met die witte kleur die in niets op hen leek en uit een wereld kwam die zij totaal niet kenden. Ik heb me nog nooit zó anders gevoeld dan in Afrika en nog nooit zoveel moeite moeten doen om die verschillen te overbruggen.
Al snel bleek de periode van mijn verblijf te kort om tegemoet te komen aan al mijn verwachtingen, maar heb ik wel het allerbeste proberen te bereiken. Van tafels en boeken ordenen en speelmaterialen kopen tot aan danslessen geven te midden van de chaos. Dat ik uiteindelijk een performance van alle groepen voor elkaar kreeg voor de hele school, leek een godsgeschenk – en was ‘t hoogst haalbare happy-end voor mijn sprookje.
Ik ben net als bij ieder ander project dankbaar voor de kans die ik kreeg en dat ik die heb gepákt. In dit geval met support van het kleine maar krachtige IBO, zonder hun nauwe samenwerking met scholen en expertise in maatwerk was ik nooit in het bijzondere indrukwekkende Ghana terecht gekomen. Medaaaaasiii pa paaa! (‘Dank!’ op z’n Ghanees).
Mijn Ghana-project heeft me weer laten inzien hoe hard werken het kan zijn om je dromen te realiseren als je niet weet in welke (droom)wereld je terechtkomt. Maar óók dat iedere droom die je hebt van onschatbare waarde is voor anderen, of je er nu een paar kinderen of een hele school mee verlicht. Ieder lichtpunt dat je brengt in een donkere wereld is er ééntje. En ik voelde mij gedurende die 6 weken lang in Ghana zo’n stralend lichtpunt! The End